Moment van reflectie: meer balans tussen vrouwelijke en mannelijke invloed

Graag wil ik op Wereldvrouwendag de aandacht vestigen op een bijdrage van Maarten Frankenhuis, oud-directeur Artis, aan mijn boek ‘Oermens 2.0’. In het hoofdstuk over leiderschap uit Maarten zijn twijfels over de mannelijke dominantie. Ik ben het met hem eens en denk dat we weer snel terug moeten naar een goede balans tussen mannen en vrouwen in alle geledingen van de maatschappij. Die balans zien we vaak bij de nog bestaande natuurvolken waar de vrouwen onder andere voor een groot gedeelte van de voedselvoorziening zorgen. Ik geloof wel in de mogelijke verklaring dat, met de komst van bezit en nederzettingen, vrouwen uit hun veilige clan werden gehaald waardoor ze minder konden samenwerken en zich minder verenigden met andere vrouwen. En, zoals Maarten hieronder schetst, uitgesloten werden van kennis. Het zal wereldwijd nog wel even duren voordat de balans weer hersteld is.

Maarten Frankenhuis: ‘Hebben we toch een matriarchale instelling?’

Had onze soort oorspronkelijk een matriarchale instelling? En kreeg het patriarchaat pas de laatste 10.000-12.000 jaar geleidelijk de overhand? Dit pikante vermoeden wordt soms geuit. Misschien was het verschil in macht tussen de seksen in het verre verleden minder onrechtvaardig vergeleken met de situatie in ons land en de rest van de westerse wereld enkele decennia geleden. Om van veel huidige culturen nog maar te zwijgen. Echter, alleen al de verschillen in lichaamsgewicht en spierkracht doen vermoeden dat mannelijke dominantie ‘ouder’ is dan de overgang van jager-verzamelaar naar veehouder en landbouwer.

Een verklaring voor de huidige dominantie: door de overgang van jager-verzamelaar naar veehouder en landbouwer waren vooral minder mannen nodig om de gemeenschap te voorzien van voedsel. Hierdoor kreeg een aantal van hen de kans om zich te specialiseren tot wapenmaker, ‘aannemer’ en krijger om het toegenomen bezit in de vorm van wintervoorraden, vee, boerderijen, akkers en weidegebieden te beschermen. Aansluitend ontstond behoefte aan gespecialiseerde herders, bestuurders, aanvoerders en medicijnmannen. Men bedacht een veelheid aan vrouwonvriendelijke religies met als gevolg het ontstaan van een priesterkaste. En de man eigende zich het alleenrecht toe op kennis en vormde vermoedelijk – zoals dat ook bij chimpansees, studentenverenigingen en serviceclubs nog wel wordt gezien – coalities van mannenbroeders. Vrouwen waren voor de meeste van deze specialisaties minder geschikt door de gemiddeld geringere lichaamskracht en het geringere uithoudingsvermogen, dan wel door de aaneenschakeling van zwangerschappen, afgewisseld met lange perioden van borstvoeding.

Hierdoor kwam de macht buitenproportioneel in handen van mannen, met alle schadelijke gevolgen van dien. Het patriarchaat – en natuurlijk de daarmee onverbrekelijke hiërarchie – was onder de gegeven omstandigheden waarschijnlijk het minst slechte systeem en voor het overleven van onze soort ooit noodzakelijk. Het kan zijn dat het uiteindelijk ook onze ondergang betekent.