Meten is weten

Ik ben een sportliefhebber, zowel actief als passief. De Olympische Spelen zijn voorbij, en wát een berg aan data en scores hebben we voorbij zien komen! Sommige disciplines zijn eenvoudig te begrijpen, zoals polsstokhoogspringen: haal je de lat van 6m20 of niet? Drie pogingen, en als het niet lukt, einde wedstrijd. Maar dan heb je ook sporten waarbij het allemaal een stuk complexer wordt, zoals breaking. Voor een leek is het moeilijk in te schatten of iemand een ‘sicke flow’ heeft (dank aan de commentator van Eurosport voor die term) en of de oefeningen perfect worden uitgevoerd. Uiteindelijk zie je de score, en dan pas begrijp je hoe de atleet zich verhoudt tot de rest.

In mijn dagelijkse leven laat ik me ook graag omringen door cijfers en statistieken. Ik heb een sporthorloge dat alles bijhoudt: hartslag, aantal stappen, stressniveau, aantal trappen dat ik op- en afren, en zelfs het weerbericht en een kompas. Ik check regelmatig of ik mijn doelen haal. Ik sport bewust, eet gezond, en maak me eigenlijk niet te veel zorgen over hoe ik er fysiek aan toe zal zijn over 20 of 30 jaar.

Met dat zelfvertrouwen stapte ik onlangs de kamer binnen voor mijn jaarlijkse health check met onze Lifeguard coach, Harro.
Na een goed gesprek over hoe het met me gaat, was het tijd voor de tests. In slechts zes simpele tests meet Lifeguard wat essentieel is voor een gezond dagelijks leven. Mijn resultaten waren redelijk goed, maar er was één test waar ik volledig door de mand viel: lenigheid. Bij die test, waarbij je moet hurken met je voeten plat op de grond, faalde ik hopeloos. Zelfs met hulpstukken kreeg ik het niet voor elkaar.

Al dat meten van mijn horloge is leuk en aardig, maar een essentieel onderdeel van functionele fitheid blijk ik onvoldoende te beheersen. Ik stuurde de uitslag naar mijn vrouw, en haar reactie was kort maar krachtig: “Leuk dat je meegaat naar yoga dit weekend”.