Het wonder van de politie

Vorige week kondigde Gerard Bouman, korpschef van de politie, zijn vertrek aan. Ik citeer uit zijn blog. “Om mij heen heb ik gezien hoeveel roofbouw de vorming van één korps op collega’s heeft gepleegd. Mij gaat het ook niet in de kouwe kleren zitten. Het zijn de zwaarste vijf jaar uit mijn hele loopbaan. Het is werk, werk, werk en echt elke vakantie moest ik vroegtijdig afbreken.“  Deze tekst getuigt van het zware werk dat Bouman deed, maar hij refereert ook aan de impact van de reorganisatie op collega’s. Hij sluit zijn blog af met een boodschap aan zijn opvolger: “zorg goed voor onze mensen”.

Ik ben het helemaal met hem eens, want het is onvoorstelbaar knap dat de politie nog functioneert. De reorganisatie – die tweemaal zoveel kostte als verwacht – heeft een immense impact op het welzijn van de gemiddelde politieman en -vrouw en daarmee op de effectiviteit van het politieapparaat. Het is zorgwekkend dat bij deze reorganisatie in naam van de efficiency de wetten van moeder natuur zo met voeten worden getreden. De opvolger van Bouman druk ik op het hart rekening te houden met de fysiologische factoren die gepaard gaan met vrijwel elke reorganisatie, en die mensen en organisaties ziek kunnen maken.

Wie met zijn organisatie voor een grote verandering staat, doet er goed aan de volgende lessen ter harte te nemen.

Les 1 – we zijn in ons DNA nog dolende steppemensen die moeite hebben met verandering

Elk mens (en dus elke werknemer) heeft een fysiologische antireactie op verandering. Ons lichaam is erop gemaakt om zo efficiënt mogelijk zijn energie te behouden. Het lichaam streeft naar homeostase: een toestand waarbij alle complexe processen in ons lichaam in evenwicht zijn en blijven. Deze processen zijn de onderliggende waarden voor goed fysiek en mentaal functioneren.

De Australiër Gavin Webber vergelijkt (in een aanpassing van het model van Elisabeth Kübler-Ross) omgaan met verandering met rouwverwerking. Zijn model beschrijft 7 fases die mensen doorlopen voordat ze een verandering accepteren: shock, ongeloof, vertwijfeling, acceptatie, proberen, zoeken naar betekenis en uiteindelijk integratie. Deze fases hebben een directe impact op iemands zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde. De vraag is in welke fase de gemiddelde politiemedewerker vertoeft na jaren van reorganiseren en onduidelijkheid.

Les 2: Bij toekomstonzekerheid regeert angst

Alle veranderingen waar we de politiemedewerkers aan blootstellen gaan voorbij aan misschien wel de belangrijkste functie van ons brein: reageren als er gevaar dreigt. In ons bestaan als mens – tussen de 125.000 en 4 miljoen jaar, afhankelijk van wie je het vraagt – was die “gevaar-toets” in ons brein van levensbelang. Maar het gevaar dat we in de huidige maatschappij zien is zelden meer echt acuut. We maken ons vaker zorgen over wat zich misschien voor kan doen. Als je onzeker bent over je toekomst, bijvoorbeeld omdat je voor je baan vreest bij een reorganisatie, ontstaat er een contraproductieve stressreactie die zeer schadelijk is voor je gezondheid. Politiemensen zijn door de huidige reorganisatie niet alleen onzeker over hun baan, maar hebben ook te maken met (meer acute) stress door nachtdiensten, onveilige situaties, bedreigingen, hulp bij ongevallen en allerlei andere situaties. Dat leidt tot een politieorganisatie met onacceptabel hoge verzuimpercentages en te hoge aantallen arbeidsongeschikten.

Veel leidinggevenden hebben binnen de politie opnieuw moeten solliciteren en voor velen is na jaren nog onduidelijk welke baan ze nu krijgen dan wel behouden. Zulke toekomstonzekerheid leidt tot een onveilige omgeving. Mensen doen er alles aan om maar hun baan te behouden, een wit voetje te halen bij de baas, en hun onmisbaarheid aan te tonen. Men is reactief en achterdochtig. We noemen dit de “survival modus”. Verschillende onderzoekers (T. Schwartz, H. Bruch) hebben al aangetoond dat deze modus tot dramatische bedrijfsresultaten leidt.

Les 3 – Wie kan je vertrouwen?

We weten uit succesvolle onderdelen van de krijgsmacht hoe belangrijk teamwerk, teamtrots en esprit de corps zijn. Dit wordt nu bij de politie ondermijnd door sterk wisselende teams waarbij teamleden elkaar niet of nauwelijks kennen. Dat betekent dat je niet meer altijd weet met welke collega je bijvoorbeeld “op de auto” zit en samen nachtdienst hebt. Mensen hebben een bepaalde continuïteit nodig in hun relaties omdat die leidt tot het delen van emoties en elkaar ondersteunen in moeilijke situaties. Die continuïteit lijkt nu onvoldoende gewaarborgd. Mensen kennen en vertrouwen elkaar minder goed, waardoor ze minder op elkaar kunnen bouwen.

We moeten trots zijn dat onze politie nog functioneert zoals ze doet. Veel mensen kiezen gelukkig nog steeds voor het politievak en zien het als een roeping. Het minste wat we dan als maatschappij kunnen doen is ervoor zorgen dat we de voorwaarden scheppen om een goede organisatiestructuur op te bouwen. Als de dames en heren politici de keuze voor een nationale politie willen doorzetten, dan raad ik ze aan extra middelen vrij te maken om die reorganisatie op de juiste wijze te uit te voeren. Laat het de bloedende patiënt niet zelf ophoesten!